Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0317

Datum uitspraak2003-12-17
Datum gepubliceerd2003-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303687/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 17 januari 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan appellant voor de keuringsplaats aan de [locatie] te [plaats] met het keuringsinstantienummer […] verleende erkenning voor het uitvoeren van APK-keuringen van motorrijtuigen voor de categorie tot en met 3500 kilogram definitief ingetrokken. Bij besluit van 10 maart 2003 heeft de RDW het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 mei 2003, verzonden op 3 juni 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht.


Uitspraak

200303687/1. Datum uitspraak: 17 december 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage van 26 mei 2003 in het geding tussen: appellant en de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer. 1. Procesverloop Bij besluit van 17 januari 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de aan appellant voor de keuringsplaats aan de [locatie] te [plaats] met het keuringsinstantienummer […] verleende erkenning voor het uitvoeren van APK-keuringen van motorrijtuigen voor de categorie tot en met 3500 kilogram definitief ingetrokken. Bij besluit van 10 maart 2003 heeft de RDW het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 mei 2003, verzonden op 3 juni 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 14 augustus 2003 heeft de RDW van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2003, waar appellant in persoon, en de RDW, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Niet is in geschil dat het voertuig met kenteken YS-28-TH, dat volgens de melding van de RDW op 2 december 2002 moest worden onderworpen aan een steekproefsgewijze herkeuring, bij aankomst van de steekproefmedewerker van de RDW niet aanwezig was. Hieruit volgt dat de RDW in beginsel bevoegd was tot het opleggen van de bestreden sanctie in verband met overtredingen van de artikelen 44, zevende lid, 45, derde en vijfde lid, onder d, en 46, tweede lid, van de Erkenningsregeling APK. In bijlage 1 bij de toezichtbeleidsbrief van 1 maart 2000 heeft de RDW het sanctiebeleid ten aanzien van deze overtredingen bekend gemaakt. Het niet voor steekproefsgewijze herkeuring beschikbaar zijn van het betreffende voertuig wordt daarbij gekwalificeerd als het niet verlenen van medewerking bij het toezicht door de RDW hetgeen een overtreding oplevert die volgens voornoemde bijlage in dit geval met een definitieve intrekking van de erkenningsbevoegdheid wordt gesanctioneerd. 2.2. Desondanks kan de Afdeling zich niet met het oordeel van de voorzieningenrechter dat de RDW op goede gronden is overgegaan tot een definitieve intrekking van de erkenning, verenigen. Hierbij wordt het navolgende in aanmerking genomen. Ter voorbereiding van de overgang naar een nieuw computersysteem per 1 januari 2003, was appellant, op aandringen van de RDW, reeds op 2 december 2002 begonnen met het afmelden via het nieuwe systeem. Uit de stukken is gebleken dat op de eerste auto die op 2 december 2002 via het nieuwe systeem werd afgemeld, direct een steekproef viel, hetgeen niet is opgemerkt door de [keurmeester]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de RDW bij de toepassing van zijn sanctiebeleid in het voorliggende geval onvoldoende acht geslagen op de omstandigheid dat juist een nieuw systeem was ingevoerd, dat de keurmeester voor het eerst hanteerde en waarmee hij om die reden ook nog niet vertrouwd kon zijn, terwijl bovendien op de eerste auto die werd afgemeld, een steekproef viel. De RDW had in de specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding moeten zien om een lagere sanctie op te leggen. Dit in aanmerking genomen heeft de voorzieningenrechter ten onrechte de overeenkomstig voornoemd sanctiebeleid opgelegde sanctie in het onderhavige geval niet onevenredig geacht. Gelet op het vorenstaande is de beslissing op bezwaar niet deugdelijk gemotiveerd en derhalve in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. 2.3. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen. De RDW dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding op na te melden wijze. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage van 26 mei 2003, reg. nr. 03/1199 Beslu; III. verklaart het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer van 10 maart 2003, VIZ2003/2046/3588; V. veroordeelt de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer in de door [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 104,55; dit bedrag dient door de Dienst Wegverkeer te worden betaald aan [appellant]; VI. gelast dat de Dienst Wegverkeer aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 291,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Zwemstra Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2003 91-426.